De Haïtiaanse Revolutie

Aan het einde van de 16e eeuw was het eiland Saint-Domingue de waardevolste kolonie van Frankrijk en zelfs het waardevolste eiland van het hele Caribisch gebied. Dat had Saint-Domingue te danken aan de export van koffie, cacao, indigo en katoen. Door warme temperaturen en hoge luchtvochtigheid het hele jaar door groeide suikerriet er bovendien goed. Dit nieuwe product was erg populair in het westen, maar daar moest een grote prijs voor betaald worden. Het verbouwen en kweken van de plant was erg arbeidsintensief. Onder de Afrikaanse slaven die het werk uitvoerden, braken dan ook vaak ziektes uit. Daarom waren de omstandigheden voor slaven in Saint-Domingue harder en onmenselijker dan op bijna elke andere plek in de Nieuwe Wereld. Vanwege het hoge sterftecijfer onder de arbeiders werden ze door de slavendrijvers extra onder druk gezet, zodat de slaven in de korte tijd die ze gegeven was, toch productief waren. Ter compensatie werden ook steeds meer slaven naar Saint-Domingue verscheept.

Als gevolg leefden er in 1790 ongeveer 40.000 witte mensen en 30.000 vrije zwarte mensen op het kleine eiland, tegenover 500.000 slaven die helemaal klaar waren met hun gewelddadige behandeling. Dat jaar vonden verschillende kleine opstanden en schermutselingen plaats op het eiland tussen ontsnapte slaven en witte inwoners. De inspiratie daarvoor kwam grotendeels van de Verklaring van de rechten van de mens en de burger die de Fransen zelf hadden opgesteld. De hardvochtige eilandregering probeerde deze acties de kop in te drukken. De vrije zwarte revolutionair Vincent Ogé, die een protest leidde om kiesrecht voor de vrije zwarte bevolking, werd daarom wreed onthoofd. Hierdoor liepen de spanningen alleen maar hoger op. Op 22 augustus 1791 sloten de Afrikaanse slaven zich aan bij de ontsnapte Afrikanen, de zogenaamde Marrons, en kwamen ze samen in opstand. Die datum zou voortaan als de Nacht van Vuur bekend staan. Revolutionairen staken plantages en huizen in brand en witten mensen werden vermoord, onder wie veel vrouwen en kinderen. Dit was slechts het openingssalvo van een langdurige oorlog tussen Afrikaanse slaven en vrije Afrikanen aan de ene kant, en de meedogenloze Franse overheid aan de andere.

De oorlog woedde van 1791 tot 1803. Veel bloed werd vergiet. De Britten en Spanjaarden sloten zich op een gegeven moment zelfs aan bij de Afrikanen met de belofte om de slavernij af te schaffen, maar vooral om te profiteren van de wankele positie van hun Europese concurrent (en de rijkdommen van het eiland voor zichzelf op te eisen). Onder leiding van de charismatische Afrikaanse leider Toussaint L’Ouverture stopten de slaven pas met hun verzet toen de slavernij was afgeschaft en de Franse overheersing tot een einde kwam. De nieuwe natie, die nu Haïti heet, werd de eerste op het westelijk halfrond waar slavernij tot een einde gebracht werd én de eerste die door voormalige slaven opgericht is. Dat de Haïtianen trots zijn op deze overwinning is vandaag nog steeds te merken, bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse viering van de onafhankelijkheidsverklaring van 1 januari 1804, maar ook tijdens het Haïtiaanse carnaval. Dan reizen 'bataljons' van muzikanten van dorp naar dorp, waar ze elkaar met liederen bestrijden. Dat is een overblijfsel van de drum- en fluitmuziek die vroeger werd gespeeld als de Marrons tegen de Fransen ten strijde trokken.

Meer opstanden in de zwarte geschiedenis bekijken

De Zuid-Afrikaanse opstanden

De Ashanti-opstand en Ghanese onafhankelijkheid

De Stonewall-rellen

Opstanden: katalysatoren voor zwarte bevrijding